Overslaan en naar de inhoud gaan

logo

Fani komt naar Atlas op het Plein

copyright Atlas

27 september 2021 | Deel

Fani: ‘Migreren en ergens je plek vinden, dat is keihard werken.’

Fani: ‘Ik kom naar Atlas op het plein. De organisatie waar ik mee werk, Centro Andino, komt daar eten verkopen. Zoals Peruviaanse empanadas. In Colombia en Venezuela frituren ze die, maar in Chili, Argentinië en Perú maken we ze in de oven. We brengen ook quinoasoep of zoete quinoapap met kaneel en appel mee. In Lima, als het koud is, eet iedereen daar warme quinoapap. En ik geef een workshop op het feest. Ik wil mensen wat vertellen over de geschiedenis en het leven in Perú.'

'Over de berg van de zeven kleuren, traditionele klederdracht en de verschillende gebieden. Over de Inca. In Perú leren we nog veel over de Inca. We voelen ons daar erg mee verbonden. Soms doet het ook wel pijn om daar aan te denken. Dat er zoveel verloren is gegaan. Waarom kon het niet gewoon zo blijven en evolueren? De Inca waren erg ingenieus, ze maakten ongelofelijke constructies. Ik geef les aan mijn eigen kinderen over de Inca. Mijn man is er ook erg in geïnteresseerd. Als je hem ziet is hij Belg, maar als hij begint te babbelen is hij Peruviaans.' (lacht)

Veel oma’s en opa’s 

Fani: ‘Ik kom uit Huánuco, dat ligt tussen de bergen en het amazonelaagland. Ik woon hier al 15 jaar. Mijn man en ik werkten allebei als vrijwilligers bij de organisatie, hij in België en ik in Perú. We hebben allebei een hart om mensen te helpen. Hij kwam op bezoek  en zo is het begonnen. We hebben een jaar briefjes en kaartjes gestuurd naar elkaar. Ik ben dan naar hier gekomen om te kijken of ik hier mijn plekje kon vinden en dat is gelukt. Ondertussen hebben we 2 kinderen, van 15 en 13. We doen samen nog altijd vrijwilligerswerk.

Ik heb al veel verschillende soorten werk gedaan, en nu werk ik via dienstencheques met oudere mensen. Mensen die alleen wonen en voor wie dat niet gemakkelijk is. Ik heb zelf geen grootouders gehad want die zijn allemaal vroeg overleden. Ik vind het zo tof om nu voor de oudere mensen te zorgen. Boodschappen doen, samen eten, kleine dingen doen in huis, en vooral veel babbeltjes. Ik beschouw hen eigenlijk allemaal als mijn grootouders, dus nu heb ik veel oma’s en opa’s.’

Ik had geen taal om op terug te vallen.

Fani: 'Met mijn kinderen spreek ik Spaans. Nederlands, dat was echt niet gemakkelijk. Ik zat ook vaak alleen thuis dus ik kon niet zoveel oefenen. In het begin snapte ik er echt niets van, dat was nogal deprimerend. Ik spreek ook geen Engels dus ik had geen andere taal om op terug te vallen. Een voordeel daarvan is natuurlijk dat je nog harder je best moet doen om Nederlands te leren. Met mijn man spreek ik ook Spaans. We hebben het al een paar keer geprobeerd om Nederlands te spreken samen, maar we zijn het zo gewoon om tegen elkaar Spaans te praten. Daarom heb ik me ook zo gestort op vrijwilligerswerk, om met meer mensen te kunnen spreken en Nederlands te oefenen. Ik ben nu net begonnen met een groepje buren dat graag Spaans willen leren, als taaluitwisseling. Dan spreken we een halfuurtje Spaans, en een halfuurtje Nederlands. Zo helpen we elkaar.’

Migreren, dat is keihard werken.

Fani: ‘In Antwerpen zijn er veel mensen uit Latijns-Amerika. Dat is tof, zo’n groot netwerk. Vroeger, tussen 1985 en 1995 zijn veel mensen gevlucht vanwege terrorisme. Nu zijn er veel mensen die naar hier komen voor de liefde, of om meer kansen te zoeken op economisch vlak. Er is nog veel armoede. De politieke situatie, corruptie en drugsindustrie maakt veel kapot in Latijns-Amerika. Ik krijg wel eens vragen van mensen daar, over migreren naar hier. Ik probeer hen een realistische spiegel voor te houden. Het is echt niet gemakkelijk om te migreren. Als je naast Spaans geen Engels kent en je hebt hier geen familie of netwerk... Dat is heel moeilijk. Ik ben naar hier gekomen omdat ik verliefd was en mijn man was mijn vangnet. Migreren en je plek vinden ergens nieuw, dat is echt keihard werken.’