Overslaan en naar de inhoud gaan

logo

Wereldvluchtelingendag Mohamed

copyright Atlas

13 juli 2021 | Deel

Mohamed: “Vaak dacht ik dat ik moest sterven. Dus wat er ook komt, ik heb het al doorstaan.”

Mohamed moest vluchten uit Somalië door het dagelijks geweld tegen zijn familie. Begin 2021 kwam hij aan in het opvangcentrum van het Rode Kruis op Linkeroever.

Naar aanleiding van Wereldvluchtelingendag 2021 ging Atlas in gesprek met enkele bewoners van het Rode Kruis opvangcentrum op Linkeroever. Hier verblijven families en alleenstaanden die internationale bescherming (ook wel asiel) hebben aangevraagd in België. Het opvangcentrum is een tijdelijke thuis, een wachtplek tussen hun achtergelaten thuisland en een onzekere toekomst. Wat doen deze ervaringen met een mens? Met deze fotoreportage willen we vluchtelingen zelf aan het woord laten. Doorheen hun verhalen leren we over hun vlucht, hun verblijf in het centrum en hun dromen voor de toekomst.

“In Somalië zijn er 2 verschillende conflicten: conflicten met  de terroristische organisatie Al-Shabaab en de discriminatie tussen verschillende clans. Iedere dag, ieder uur sterven er mensen door Al-Shabaab. Iedereen sterft en er wordt geen onderscheid gemaakt tussen kind, moeder, man of vrouw. Het maakt niet uit wie of wat je bent, er is sowieso geen hoop voor jou in Somalië. 

Somalië is onderverdeeld in verschillende clans en iedere familie maakt deel uit van een bepaalde clan. Iedere clan wil zichzelf onderscheiden van de andere en het meeste macht hebben.  Als je iemand van een andere clan iets aandoet, bestaat de kans dat jij of je familie zal sterven. Dan zeggen ze: “1 van ons is gelijk aan 10 van jullie”. Als ik zou zeggen dat ik een relatie heb met een meisje van een andere clan waarmee ik wil trouwen, dan zou ik op dat moment moeten sterven. Want je mag niet trouwen met een meisje uit een andere clan. Ik heb met mijn eigen ogen gezien hoe mensen in die situatie vermoord werden. 

Alle lessen werden in het Arabisch gegeven. Ik volgde het nieuws in het Engels en ik luisterde naar Engelstalige muziek. Zo heb ik stiekem Engels geleerd. Ik mocht niet  kiezen wat ik studeerde of waar ik wou studeren. Wanneer je je studies afgerond hebt en je gaat op zoek naar een job, is de eerste vraag die je krijgt bij iedere sollicitatie: “Van welke clan ben je?” Als ik dan antwoordde, dan zeiden ze dat er voor mij geen plaats was.”

En op een dag loopt het dan helemaal fout af door een incident met je broer.

“Mijn oudere broer, Mustafa, werkte als chauffeur voor een grote clan. Op een dag belandde hij in een conflict met een maffiagroep. Ik weet niet precies wat er gebeurd is, maar hij slaagde erin om te ontsnappen. Vanaf dat moment waren mijn familie en ik in gevaar. Ik ben verschillende keren aangevallen door die maffiagroep, ze probeerden mij te vermoorden. Ik moest stoppen met school en kon niet meer buitenkomen. Het ergste moment in mijn leven was toen ze mijn moeder hebben aangevallen. Ze zat onder het bloed en had een schedelbreuk.

De enige optie die ik zag, was vluchten uit Somalië. Ik vluchtte via Ethiopië en Soedan. Na Soedan kwam ik terecht in de Sahara van Libië. Daar heb ik echt verschrikkelijke dingen gezien. Ze verkopen mensen. Dat is echt een kleine hel op aarde. Iedere dag zag ik vrienden sterven door het aanhoudende geweld. Ze sloegen ons, hingen ons aan elektroden, gaven ons brandwonden,… Ik heb blijvende schade aan mijn lichaam door de verwondingen die zij mij gaven. Ik heb zo veel pijn aan mijn rug dat ik soms niet kan slapen. Soms voel ik mijn onderlichaam niet. 

De vrouwen moesten zich volledig uitkleden voor de neus van de mannen. We kregen één brood en één beker water per dag. Dat brood was zo hard als een steen. We moesten dat doppen in het water omdat we anders onze tanden zouden breken. De mensenhandelaars gebruikten drugs en dronken veel. Op die momenten wist ik echt niet meer wat de betekenis van het leven was. Ik vroeg mij af waarom ik op aarde was. Vaak dacht ik dat ik moest sterven. 

Op het einde van 2019 ontsnapte ik toch uit de woestijn van Libië. Ik kwam terecht in Tripoli, de hoofdstad van Libië, waar ik één jaar lang gewerkt heb als kok. Ik verdiende een beetje geld tijdens die maanden en daarna ging ik naar de kust om de oversteek te maken richting Europa. Eenmaal ik in Italië aan wal kwam, wist ik dat mijn toekomst begonnen was.”

Wat hield jou gemotiveerd om door te zetten? 

“Als ik kijk waar ik vandaan kom, dan weet ik dat ik vooruit moet. Ik krijg stress als ik terugdenk aan wat ik heb meegemaakt, maar het geeft me ook hoop voor de toekomst. Wat er ook komt, ik heb het al doorstaan. Mijn verleden is een deel van mijn leven en daar kan ik niets aan veranderen. Het maakt mij sterker. Ik wil nog zo veel dingen bereiken dus mijn hoofd moet leeg zijn. Ik weet niet of het geweld ooit zal stoppen. Ik hoop het wel want er is niemand die zo zou moeten afzien als de vluchtelingen in Libië. 

In België hoop ik een normaal leven te leiden. Ik wil graag mijn studies afmaken. Corona zorgt voor heel wat onzekerheden op dit moment, maar van zodra het kan, start ik direct met Nederlandse les. Taal is het belangrijkste aspect van de plaats waar je leeft. Mijn moedertaal is Somalisch, maar door mijn tijd in Libië spreek ik nu ook Tigrinya, Amhaars, Arabisch,… Dat heb ik allemaal geleerd door in Libië onder de mensen te leven.

Mijn familie woont nog steeds in Somalië en we hebben soms contact. Ik maak me veel zorgen. Voor mijzelf moet ik geen schrik meer hebben want ik woon nu in een vredevol land, maar ik ben bang voor mijn zes jongere broers en zussen. Zij verdienen ook een goede toekomst. Maar ik zou hen nooit laten vluchten op de manier zoals ik ben gevlucht. Dat overleven zij niet.

Ik kan nooit terug. Als ze mij op dit moment zouden zeggen dat ik miljonair zou worden in Somalië, zelfs dan zou ik nog niet terugkeren.”

Jeeke Detavernier

Jeeke schreef dit artikels tijdens haar stage bij Atlas.