Overslaan en naar de inhoud gaan

logo

Kato zit op een roze zetel. Kato is een witte vrouw met blond haar. Ze lacht naar de camera. Ze houdt een boek vast met een blauwe cover. De titel van het boek is: 'Sssst... Dat mag je niet zeggen.'

copyright atlas

23 juni 2023 | Deel

Kato: ‘Omarm de ongemakkelijkheid van praten over diversiteit’

‘Sssst, dat mag je niet zeggen!’ Praten over diversiteit: het blijft een moeilijk iets. Onder volwassenen zeker. Maar dan ook nog met kinderen? Hoe begin je eraan? De opvatting dat kinderen te jong zijn om te praten over diversiteit, racisme en inclusie zorgt ervoor dat veel mensen deze gesprekken - al dan niet bewust - uit de weg gaan. ‘Laat een kind een kind zijn’, hoor je wel eens. Maar kinderen krijgen al op erg jonge leeftijd vooroordelen en stereotypen mee. Vooroordelen die nog steeds hardnekkig deel uitmaken van onze samenleving. Dat zorgt ervoor dat veel kinderen opgroeien met een vertekend beeld over zichzelf en over anderen. Met minder zelfvertrouwen, minder toekomstperspectief en minder connectie met de kinderen rondom hen. Hoe kunnen we dit omkeren?

Kato (zij/haar) is docente en praktijkonderzoekster aan de Artesis Plantijn Hogeschool (AP) in Antwerpen. Zij geeft les in de lerarenopleiding kleuteronderwijs en doet in het project Kleu(te)rRijk (samen met Eva Dierickx en Hajjar Ben Sliman-Ghomari) onderzoek naar intercultureel kleuteronderwijs. Zij stond samen met Laïla en Lisa op ons ontmoetingsfeest Atlas op het plein voor een workshop rond inclusieve kinderboeken. Kinderboeken waarin diversiteit op een alledaagse manier getoond én ook besproken wordt. Door diverse verhalen voor te lezen, gunnen we kinderen een blik op onze superdiverse wereld. We reiken ze taal aan om over diversiteit te praten en vertellen verhalen waarin kinderen zichzelf in kunnen herkennen. Diversiteit tonen en normaliseren mét en voor kinderen is een belangrijke stap in een sociaal rechtvaardige samenleving.

Kato zit op de grond met 3 witte kinderen. Kato is een witte vrouw. Ze hebben samen een boek vast, en kijken er in. Het boek heeft een hoofdpersonage van kleur..

Foto: maruszak.photo

Kato schreef mee aan het boek ‘Sssst… Dat mag je niet zeggen!’ (Eva Dierickx, Kato Luyckx, Zarissa Windzak). Een boek vol tips en informatie over hoe je jonge kinderen zonder vooroordelen kunt opvoeden. 

Kato: ‘Ik heb het geluk dat ik vaak omringd ben geweest door mensen die bezig waren met deze thema’s. Dat zorgt er automatisch voor dat je zelf ook meer dingen in vraag gaat stellen. Later ben ik me er dan bewust meer in gaan verdiepen, heb ik meer en meer diverse contacten opgezocht en ben ik hierover gesprekken aangegaan. Een van die echte ‘triggermomenten’ om hier verder mee aan de slag te gaan, was toen ik voor de klas stond en ik voorlas uit een boek. Als je dan een zwart kindje in het tweede leerjaar hoort uitroepen: ‘Oh, wow die prinses lijkt op mij!’, doet dat wel iets. Dan besef je dat die daarvoor nog nooit of toch niet vaak een zwarte prinses heeft gezien. Door later ook echt onderzoek te beginnen doen, sta ik nu sterker in mijn schoenen als bondgenoot. Want ja natuurlijk, het is een zoektocht en een proces. Je kan je daarbij onzeker voelen. Ook als iemand die zoveel met dit onderwerp bezig is, blijft het soms uitdagend. In bepaalde situaties is het bijvoorbeeld voor mij als wit persoon soms zoeken naar de balans : ‘Moet ik hier nu iets van zeggen? Is het wel juist dat ík nu iets zeg?’. Maar nu denk ik, jawel en probeer ik dat zo veel mogelijk te doen in situaties waar het nodig is. Het is net als bondgenoten cruciaal dat ook wij onze stem laten horen rond deze onderwerpen en inzetten richting een meer inclusieve en rechtvaardige samenleving.’ 

Hokjesdenken en taboes

De onzekerheid die veel mensen voelen, zorgt ervoor dat we sneller dichtklappen over deze onderwerpen. Maar juist door er niet over te praten of een taboe te maken van bepaalde onderwerpen, maken we het moeilijker.

Kato: ‘Je gaat ook niet wachten tot kinderen klaar zijn om te tellen, en dan pas 1, 2, 3, 4, 5 aanleren. Of wachten tot kinderen uit zichzelf hun handen beginnen wassen voor je laat zien hoe dat moet. Met praten over diversiteit is het net zo. Je bouwt dat op, en je maakt er iets normaals van. Een heel duidelijk voorbeeld dat kinderen al vroeg stereotypen overnemen, is op vlak van gender. Meisjes die gestuurd worden naar prinsessen, roze en het zorgende, terwijl jongens meer wiskundig gestimuleerd worden bijvoorbeeld. Zo is het ook met huidskleur. Dat zie je terugkomen in het bekende poppenexperiment. Niet alleen witte kinderen laten de zwarte pop links liggen, ook de kindjes van kleur vinden de zwarte pop ‘een stoute pop’. En dat heeft een nefast effect op het zelfvertrouwen. Zo ontstaat er vanaf het begin een kloof, drempels en vermindering van kansen.'
 

Kato: ‘Hokjesdenken is een normaal deel van hoe we denken. Het is echt niet raar dat we gaan categoriseren en het helpt ons in veel situaties vooruit. Maar onder invloed van wat we rondom ons zien of juist niet zien, linken we heel snel bepaalde zaken, ook negatieve dingen. We zouden ons veel bewuster moeten zijn van de ideeën of beelden die rond bepaalde ‘hokjes’ worden opgehangen.’

Bijvoorbeeld aan het hokje ‘man’ hangen we als samenleving vaak begrippen op als "sterk, leider, doorzetter, provider". In het hokje ‘vrouw’ leggen we begrippen als "emotioneel, zacht, zorgend, moeder". Deze linken in ons hokjesdenken zorgen ervoor dat het voor jongens nog steeds moeilijker is om bijvoorbeeld hun emoties uit te drukken, om zich kwetsbaar op te stellen en te kiezen voor een zorgend beroep. Voor meisjes worden uitingen sneller weggezet als ‘emotioneel’, is er een grotere kloof naar leiderschap en ligt er de verwachting dat ze meer zorgtaken op zich nemen.

Representatie is de eerste stap

Daar sta je, vol goede moed voor de klas of voor je eigen kind. Hoe begin je eraan als leerkracht of als ouder? Wat zijn enkele stappen die je kan ondernemen?

Kato: ‘Er zijn veel stappen die je kan ondernemen. Een belangrijke stap waar je mee kan beginnen is zorgen voor representatie. We weten dat nog niet elk kind zichzelf terugziet in het aanbod van televisieseries, speelgoed en ander materiaal. Dus daar zit nog een enorm potentieel. Dat kan je doen door bijvoorbeeld huidskleurpotloden aan te bieden in verschillende kleuren, boekjes en spelmateriaal met diverse personages, huidskleurpoppen, … Als je dat materiaal in de klas brengt, is het belangrijk om daar ook iets mee doen en dat te introduceren. Laat de kinderen kennismaken met de verschillende poppen en boekjes op een heel gewone manier. Benoem de dingen die je ziet. Je kan met elkaar praten over haartypes, je kan samen zoeken naar de specifieke kleur van je huid. Toch vreemd dat we zoveel nadruk leggen op kleuren leren in de klas, maar dan niet onze eigen kleuren onderzoeken? Ook thuis kan dit een verschil maken: welke boekjes lezen we voor, welke films en programma’s bekijken we? Het lijkt soms alsof daar een heel groot en zwaar gesprek uit moet vloeien, maar dat hoeft helemaal niet. Gewoon benoemen en aanbieden is al een belangrijke basis.’

‘Papa, die meneer is dik!’ ‘Juffrouw, is dat kindje vuil?’ De meeste opvoeders of ouders hebben al wel eens zo’n vraag of opmerking te horen gekregen. Uit ongemakkelijkheid, schaamte of onzekerheid zeggen we snel dat je dat niet mag zeggen. Uit goede bedoelingen voelen veel mensen de neiging om er snel iets ‘positiefs’ van te maken: ‘Nee, dat is niet zo!’ ‘Wit of bruin, we zien geen kleur.’ Dat benoemen Kato, Eva en Zarissa in hun boek als ‘Diversiteitsstilte’.

Het boek 'Sssst... Dat mag je niet zeggen.' staat op een tafel. De cover is blauw, met grote gele letters.

copyright Atlas

Kato: ‘Een jong kind zegt die dingen eigenlijk niet om te kwetsen. Dit soort vragen of opmerkingen komen vaak vanuit een nood aan informatie. Ga op die momenten een antwoord niet uit de weg. Door te zeggen dat ze dat vooral niet mogen zeggen of de informatievraag misschien wel helemaal te negeren, maak je er een taboe van. Het kind pikt dat op en voelt dat hierover niet mag worden gesproken, maar gaat de vraag wel zelf invullen met fantasie, met de hulp van andere kinderen en aan de hand van de stereotypen die nog erg wijdverspreid zijn in onze media en op tv. Vaak verbinden we het woord ‘gek’ of ‘raar’ aan iets dat we niet kennen, en kinderen nemen dat ook over. Zoals: ‘Die heeft gek haar’. Daar kan je als opvoeder op antwoorden dat het niet raar is, maar anders dan het haar van het kind zelf. En dan kan je samen op zoek gaan naar een ander woord in plaats van raar. Het belangrijkste is om empathisch te antwoorden. En als je het antwoord niet weet, kan je gewoon zeggen dat je het zal opzoeken. En dat ook doen. Of je kan het samen opzoeken. Je kan niet alles weten.’

Jezelf onderwijzen, kennis opzoeken, is een essentieel deel van bondgenootschap. Je kan al heel wat boeken en filmtips vinden in de Lees – Kijk en Luistertips van Atlas. Kato’s tip voor mensen die met kinderen in de lagere school samenwerken: ‘Racisme: stop de pijn’ van Naima Charkaoui en Ikrame Kastit. 'En natuurlijk ons eigen boek!’ (lacht). Je kan ook heel wat kennis halen uit instagramaccounts bijvoorbeeld. Dat is laagdrempelig en minder tijdsintensief. Daar geven we ook tips over in het boek.’

Samen gaat het makkelijker

Kato: ‘Een andere tip voor leerkrachten, die zich kwetsbaar voelen om die diversiteitsstilte te doorbreken is: zoek medestanders. Zorg ervoor dat je een community rond je hebt. Binnen het onderzoek dat we voeren aan de AP Hogeschool werkten we de masterclass ‘intercultureel en antiracistisch kleuteronderwijs’ uit, die leerkrachten ook kunnen volgen . Daarvoor nodigen we ook minstens 2 leerkrachten van dezelfde school uit. Probeer onder je collega’s of bij de directie mensen te zoeken die mee aan die kar willen trekken. Het is moeilijker om het alleen te doen. Veel leerkrachten geven ook aan dat ze wel diverser lesmateriaal willen aanbieden, maar geen budget hebben om die investering te doen. Het is een cliché maar: doe wat je kan. Blijf nadenken over wat je wel kan doen, welke rol je wel kan spelen in praten over diversiteit. Je kan aan het begin van het schooljaar vragen naar welke feesten iedereen viert bijvoorbeeld. Dan ben je aan iedereen informatie aan het vragen zonder er 1 iemand uit te pikken of pas op het moment dat het feest daar eigenlijk al is. Je toont aan dat er gesproken wordt over die zaken in de klas.’

Het boek ‘Sssst… Dat mag je niet zeggen’ staat vol praktische tips, informatiekaders en onderzoeken. Eva, Zarissa en Kato kozen bewust voor de meerstemmige aanpak. Kato: ‘Het is soms een evenwichtsoefening, om over dit soort dingen te schrijven of spreken. In ons boek willen we mild zijn en niet belerend, maar we willen wel een duidelijk standpunt innemen. We willen mensen ook echt concrete en praktijkgerichte tips meegeven, en correcte informatie gebaseerd op onderzoek. Het is een boek waarvan de thema’s blijven evolueren. We focussen op sociaal rechtvaardig opvoeden en gebruiken daarbinnen 4 hoofdlijnen. Daarmee creëren we een focus. Die assen zijn Body Positivity, Genderbewustzijn, Anti-Racisme en Inclusiviteit (anti-validisme).’

Kan ik nog wel mee?

Als samenleving horen we vaker extreme stemmen praten over deze thema’s. Met als gevolg dat er een soort moeheid ontstaat.  Moet het hier altijd over gaan? En wordt het niet allemaal een beetje te ingewikkeld? Slaagt de slinger te ver door?

Kato: ‘Ik snap de onzekerheid en de angst die sommige mensen voelen heel goed. Dat je precies op den duur niet meer kan volgen. Op dat vlak zit ik in een geprivilegieerde positie: ik zit diep in deze thema’s, ik ben hier elke dag mee bezig. Voor mij zijn deze zaken, deze woordenschat en de volgende stappen redelijk helder en duidelijk. En dan nog vergis ik mij, maak ik fouten of moet ik blijven opzoeken en informeren naar hoe ik bepaalde situaties best aanpak. Dus ik kan me voorstellen dat voor iemand voor wie dit toch wat nieuw terrein is, iemand die bijvoorbeeld vanuit de eigen opvoeding nooit heeft geleerd om te praten over diversiteit, dat die soms even verloren loopt. Ik vergelijk het dan een beetje met bijvoorbeeld de digitale evolutie. Veel mensen hebben daarbij ook het gevoel dat het te snel gaat. En nu moet je ineens mee zijn met Artificiële Intelligentie? Dan denk je echt dat je niet meer mee kan. En dat roept ook wel eens weerstand op. Wees mild voor jezelf. Elke stap die je zet is een belangrijke. Sociaal rechtvaardig opvoeden werkt ook niet als een stappenplan dat je kan volgen, maar is een parcours dat ieder op zijn eigen manier en tempo afleggen. Maar, hou voor ogen waar dit om gaat en waarom we het doen: om kansen te creëren voor iedereen. Om ervoor te zorgen dat elk kind zich verbonden voelt met anderen, een sterk zelfbeeld kan hebben en niet met voorgeprogrammeerde drempels te maken krijgt. Dat het geen radicaal idee is dat iedereen zichzelf kan zijn. Het is onze verantwoordelijkheid om deze omgeving voor kinderen te creëren.’

Het boek ‘Sssst… Dat mag je niet zeggen’ ligt nu in de boekenhandels.